Willy Vermeiren, in vroegere tijden nog voorzitter van ons clubje, en heden actief in onze zustervereniging De Minor Rupel-Vaartland kwam ons leren hoe we het licht dat we in de lichtkap produceren zo efficiënt mogelijk in ons aquarium krijgen.
Hij begon zijn voordracht met een bevraging aan de leden over hoe we kunnen bezuinigen op het energiegebruik van onze verlichting. Een TL lamp van 36 Watt zal met een klassieke ballast niet 36 watt maar wel 46 watt verbruiken. Een elektronische ballast kan het verbruik beperken.
Een fluorescentielamp heeft een beter rendement dan een gloeilamp of halogeenlamp.
De nieuwe lichtkleuren hebben een betere omzetting van elektrische naar lichtenergie.
Zelfs een zuivere dekruit met een dikte van 3 mm zal 1.5% absorptie en 5% bijkomende reflectie geven. Wat er gebeurt als deze aangekalkt of bealgd is, daar hoeven we geen tekeningetje bij te maken.
Ook het aquariumwater zelf zorgt door absorptie voor lichtverlies, helder en zuiver water zal meer licht tot de planten toelaten dan bruinig of gelig water.
Maar ook in de lichtkap gaat aardig wat licht verloren. Een TL lamp straalt slechts 35 % van zijn licht uit in de richting van het water van het aquarium, waarvan nog een deel gereflecteerd wordt. De rest zal in de ruimte rond het aquarium stralen, of gevangen worden in de lichtkap. Vreemd genoeg zijn nogal wat standaard lichtkappen binnenin van donkere plastiek, wat bijna geen terugkaatsing geeft. Met behulp van een witte lak of folie kan de absorptie met 20 tot 50 % verminderd worden.
Waarom willen we licht in het aquarium brengen: op de eerste plaats om de vissen en planten te kunnen zien natuurlijk, maar bovendien omdat de toegevoerde lichtenergie de bron van leven van onze planten is. Om de vissen te bekijken moeten we dus een geschikte belichting toepassen, en ook de planten hebben bepaalde behoeften wat de lichtsamenstelling en intensiteit betreft.
Enkele begrippen: Afhankelijk van het wetenschappelijke standpunt bestaat licht uit deeltjes( fotonen), dan wel uit elektromagnetische energie. Voor onze toepassingen kunnen we het zichtbare licht best beschouwen als een straling, bestaande uit een spectrum van golflengten tussen 380 en 780 nanometer.
Bij TL-lampen zijn een aantal begrippen belangrijk:
*De kleurtemperatuur wordt uitgedrukt in Kelvin en deze komt overeen met de straling uitgaande van een natuurkundig zwart lichaam bij een bepaalde temperatuur. Bij verhitting zal dit licht afgeven, hoe warmer het lichaam wordt, hoe meer het spectrum naar het blauw overgaat.
*De lichtkleur, hier zien we drie categorieën:
<3.300K: Warm
3.300 tot 5.000 K: intermediair (cool white)
>5.000 K: Daglicht
*Kleurweergaveindex Ra varieert tussen 0 en 100 (dit is het zonlicht), waarbij de standaard warmwitte TL het cijfer 50 kreeg. Deze is een maat voor de gemiddelde weergave van alle kleuren in het spectrum. Hoe hoger de Ra, hoe natuurgetrouwer de weergave. Dit is zeer van belang voor het kijklicht.
*groeilicht: elk deel van het spectrum heeft een zekere efficientie om de fotosynthese van energie te voorzien, vroeger een tweekoppige curve, gebaseerd op de absorbtiespectra van chlorophyl a en b van groenalgen. De hogere planten hebben echter een activiteitsmaximum in het rode gebied.
*De hoeveelheid groeilicht in verhouding tot het energieverbruik van de lamp is het groeirendement uitgedrukt in mW/W Dit hangt af van het spectrum dat de lamp uitstraalt: voor een Grolux is dit 100mW/W, terwijl een TLD 840 195mW/W haalt..
*De lichtbehoefte van planten kan worden uitgedrukt in mW/m2 .
*Voor het kijklicht gebruiken we dan weer de spectrale lichtefficiëntie, die bepaald wordt door de gevoeligheid van het oog. Deze is uitgedrukt in lumen per watt (lm/W).
Als we naar het rendement van de lampen kijken zien we ook dat dit temperatuursafhankelijk is: bij een temperatuur van 30°C is er een verlies van 5% wat bij 40°C kan oplopen tot 10%. Het is dus belangrijk de lichtkap goed te ventileren en de voorschakelapparaten buiten de lichtkap te plaatsen, ook deze mogen niet te warm worden.
De TL5 lampen die nu stilaan op de markt komen zijn beter geschikt voor een gesloten lichtkap: hun optimale temperatuur ligt bij 35°C.
Tot slot werd de Rolls Royce van de reflectoren voorgesteld. De bedoeling is om zoveel mogelijk lichtstralen nagenoeg loodrecht op het wateroppervlak te laten invallen. Zo is er een minimum aan reflectie.
Zo komen we aan de parabolische reflector, die de eigenschap heeft om alle evenwijdige lichtstralen die langs de as invallen op de reflector in het brandpunt te focussen. Omgekeerd gaan de stralen die uit het brandpunt komen na weerkaatsing een evenwijdige lichtbundel vormen.
Het ontwerpen van de parabool werd dan besproken, doch ging mijn wiskundige kennis en bevattingsvermogen wat te boven. Ik heb wel onthouden dat een manuele methode met een rechte hoek bestaat, of dat de curve kan worden berekend. Na aftekenen van de curve, en uitsnijden met een figuurzaag hebben we een mal, waarop de reflecterende plaat wordt vastgelegd. Na installatie van de lamp exact in het brandpunt van de parabool is het verlichtingstoestel klaar.
Een minder hoog model zou de assymetrische parabool zijn, maar dat laat ik aan wiskundigen, fysici en ingenieurs over.Alleszins kregen we hier een mooie voordracht te zien, met af en toe een stuk voor techneuten, maar ook met tal van tips die elke aquariaan in zijn (licht)bakje kan gebruiken.