Onze spreker, Marcel Wuyts, is een zeer actief aquariaan en terrariaan. Lid van onder meer terrariumhoudersvereniging Terra, de aquariumhoudersvereniging Barbus, de killievereniging en het Koninklijk Antwerps Genootschap voor Micrografie kent hij de wereld van de voedseldieren als zijn broekzak. Hij gaf ons die avond een voorsmaakje.

Marcel beperkte zijn onderwerp tot het kleine gedoe dat als voer voor onze visjes bruikbaar is. Het is allicht overbodig te herhalen waarom we levend voer geven aan onze diertjes, als je eenmaal de gretigheid gezien hebt waarmee een neon of een diamantzalm levende watervlooien of muggenlarven achternazit, heb je geen verdere uitleg nodig over de uitgebalanceerde samenstelling van eiwitten en enzymen, de vitamine en mineralenrijkdom of de aanwezigheid van groei- en voortplantingsstimulerende stoffen.

Bij de kweek van visjes is de beweging van een levende prooi van de juiste (kleine) afmetingen, een bijzondere stimulus tot voedselopname. Nogal wat kweekjes gaan jammerlijk ten gronde door een gebrek aan het gepaste voeder.

De rode draad in het verhaal van de spreker was de grootte van de voedseldiertjes.

De pantoffeldiertjes zijn bij elke liefhebber die al eens een kweekje opzet genoegzaam bekend. Vroeger werd voor deze kweek uitgegaan van hooiaftreksel en graankorrels, of een schijfje gedroogde knolraap, maar deze methoden hadden verschillende dagen nodig voordat de infusiediertjes ter beschikking van de vissenlarfjes waren. Bovendien is deze vorm van infusiekweek ver van reukloos. Tegenwoordig zijn er veel eenvoudiger methoden. De stammen die nu in de verenigingen als reinkultuur doorgegeven worden zijn zeer eenvoudig te onderhouden door toevoegen van enkele druppels melk, waarbij een troebeling optreedt gedurende enkele dagen. Na opheldering van de vloeistof kan een hoeveelheid afgenomen worden om visjes te voeden. Na aanvulling met chloorvrij water wordt opnieuw wat melk toegevoegd en de bokaal wordt in daglicht bij 20 °C bewaard en verder gekweekt. Een dagelijkse visuele controle en tweemaal per week een druppeltje melk is voldoende om de stam te onderhouden. De spreker beloofde ons tevens een starter om ook in onze vereniging een de pantoffeldiertjes te kweken. Niet alleen jonge vissen, maar ook sommige volwassen vissen hebben duidelijk behoefte aan infusiediertjes. De verschillende Barbussoorten zie je ijverig ‘in het ijle’ happen als je wat Paramecium kweek in het aquarium brengt.

Nog gemakkelijker te kweken zijn de artemia naupliën of pekelkreeftjes. Eigenlijk is hier het uitbroeden van de cysten bedoeld, want het opkweken tot volwassen stadium en het verder kweken vergt meer aandacht en aangepaste voedselsoorten, zoals microalgjes.

Als we uitgaan van eitjes met een goede kwaliteit, koel en droog bewaard, kunnen we op een goede uitkomst rekenen met de volgende methode: In een bokaal lossen we 30 gram ( een opgehoopte soeplepel) keukenzout op in een liter water. Per twee liter voegen we 1 koffielepels cysten (eitjes), we doorluchten dit intens en plaatsen de bokaal licht en warm. Na 24 (bij 25°C) tot 36 (bij 20°C) uur kunnen we 75 tot 85 % van de naupliën oogsten door een koker met een zijdelingse opening over de bokaal te zetten. De diertjes komen naar het licht en kunnen van daar afgeheveld worden. Twaalf uur later doen we nog een oogstpoging, daarna mag alles verwijderd worden, en de kweekrecipienten worden goed schoongemaakt. Het is ten stelligste af te raden om in dezelfde vloeistof een tweede maal naupliën te laten kippen, het uitkomstpercentage zal veel lager zijn. Om een voortdurende aanvoer van voedsel te hebben moeten dus verschillende flessen worden opgezet. We moeten steeds voor ogen houden dat de pas ontloken artemia de meeste voedingswaarde heeft.

Iets kleiner dan artemia zijn de microaaltjes en azijnaaltjes.

De microaaltjes zijn het eenvoudigste te kweken, en het meest productief. Met warme melk laat je havermout zwellen tot een stijve brij, die na afkoeling in een schaal met schuin oplopende kant geplaatst wordt en geïnoculeerd met een aanzetje microaaltjes. Na enkele dagen kan je het oppervlak zien ‘wemelen’ en na nog enkele dagen wachten zie je de wormpjes tegen de wand ophoog kruipen. Daar kan je ze met een penseel of spatel afnemen en aan de visjes voeren.

Deze culturen zijn beperkt houdbaar, vooral door de geur die ze na enkele weken afgeven. Regelmatig een nieuwe kweek opzetten zal geurhinder vermijden.

Azijnaaltjes zijn eenvoudig te kweken in een mengsel van gelijke hoeveelheden water, azijn en appelsap, met daarin een stukje appel. Na toevoeging van een aanzetje zien we een troebeling optreden. Het basisprobleem bij deze wormpjes is ze te oogsten uit de (zure) voedingsoplossing. De beste manier lijkt een zeer fijn zeefje te zijn.

Een tip voor de kweek van een beperkte hoeveelheid jongen: in een aangeplant bakje dat al een tijdje functioneert, vinden jonge visjes wel wat te eten in de molm en op planten zoals het javamos. In kleine kweekbakjes mag je zeker niet nalaten een slakje te plaatsen, dat daar de voedseloverschotten opeet.

Eens de visjes wat groter zijn, moeten we gaan scheppen om aan (voldoende) levend voer te geraken. Afhankelijk van de plaats, de watersamenstelling, het seizoen en het uur kan je cyclops, witte en zwarte muggenlarven, daphnia of mysis vangen.

Met een zakvormig net, bij voorkeur aan een lange steel, draai je korte 8-vormige figuren om een opwaartse stroming te veroorzaken. Na verwijderen van het grof vuil: bladeren, takjes en dergelijke is het aan te raden deze vangst op grootte te sorteren met behulp van een zeeftorentje.

Onze spreker had een zelfgemaakt model bij, gemaakt op basis van dikwandige plastic buis en roestvrij staal zeefgaas van verschillende maten.

Het risico voor besmetting met een of andere parasiet blijkt volgens de ervaringen van onze spreker zeer beperkt.

Een absoluut veilig voer voor gebruik het ganse jaar rond zijn de witte wormen of enchytreeën. Deze aaltjes zijn tot 5 cm lang en een goed bijvoer voor grotere visjes. Ze zouden vervetting in de hand werken, maar als de frequentie en hoeveelheid van de voedingen in het oog worden gehouden stelt dit zeker geen probleem.

In een mengeling van tuingrond, turf en bladgrond maak je een kuiltje. Daarin plaats je de aanzet, die je van een liefhebber krijgt. En je voedt deze beestjes met gekookte bonen of brood in melk geweekt. Het kuiltje bedek je met een glazen plaatje en het geheel wordt in donkere omgeving en bij keldertemperatuur lichtjes vochtig gehouden.

De Grindalworm is een kleine enchytree die zeer bruikbaar is in de opkweek van vissen. Ze zijn 5 tot 10 mm lang en 0.4 mm dik. De kweekomstandigheden zijn flink verschillend van hun grote neefjes: ze zijn niet lichtschuw en moeten warm staan (op kamertemperatuur) waardoor kweek in het viskot zelf mogelijk is.

Het vroegere systeem was een kweek in een crême-glace doos die 1/3 gevuld met een luchtig mengsel van turf, aarde en rijnzand, aanzet van de wormpjes werd daarin geplaatst, wat havermout of Bambix 7-granen werd erop gestrooid en een ring van luchtslang werd erop gelegd en afgedekt met een glaasje.

Dit was een goede cultuurmethode, maar af en toe moesten de resten van voer verwijderd worden.

De huidige methode is eenvoudiger: in de door wordt een mousse spons van 3 a 4 cm dikte gelegd, onder in de doos mag een centimetertje water staan. Daarop wordt het ringetje geplaatst en de grindalwormpjes worden daarop gelegd. Bovenop de spons worden vlokjes voeding gestrooid en afgedekt met een glasplaatje. Door het verplaatsen van de voederplaats worden de wormpjes naar deze andere plaats gelokt en kan de spons op de eerste voederplaats schoongemaakt worden zonder de kweek in het gedrang te brengen.

Collembolen of springstaarten zijn kleine alleseters uit de natuur, vooral gebruikt in de kweek van kikkertjes en salamanders. Maar ook voor de (oppervlakte)vissen zijn ze zeer bruikbaar. Met (barbecue)houtskool die ingewaterd is in een ijsroomdoos heb je een goede kweekdoos, die met bambixvlokken of droogvoer gevoed kan worden en om te voederen kan je de beestjes uit het bakje blazen, of een stukje houtskool afschudden boven het bakje waarin de visjes of amfibieën zitten.

Drosophila is ons wel bekend, maar dat er nog zeven andere vliegensoorten gekweekt kunnen worden, net zoals krekels, kakkerlakken, sprinkhanen, wasmotten en nog vele andere, dat is waarschijnlijk stof voor een volgende voordracht van Marcel Wuyts.

Ook van deze voordracht hebben we heel wat kunnen opsteken, en we zullen zeker niet nalaten deze spreker later nog eens te vragen om een verdere bespreking van voedseldieren, of om de killievissen en hun kweek eens te bespreken, of om zijn andere passie, de pijlgifkikkertjes,? We zien hem alleszins nog terug, bedankt Marcel en tot spoedig.

Verslag van de vergadering van 11 april 2006