Op een van onze vergaderingen hoorde ik iemand vragen hem een eierleggend visje aan te raden om te beginnen met kweken.

Ik vind de “rerio” een geschikt visje voor iemand die voor het eerst een kweekpoging wil ondernemen met deze snelle zwemmers. Want van de zeer vele barbeelsoorten is dit één van de snelste zwemmers. Hij is afkomstig uit Indonesië en is zeer gemakkelijk in de kweek. Daarom is het voor beginners ten zeerste aan te raden eens met deze visjes te kweken. Je kan er best pas mee beginnen wanneer je een goed uitgegroeid stel vissen bezit. Het resultaat zal je verwonderen.

Zorg voor het benodigde materiaal :

Een niet te klein bakje, goed reinigen met zeep, ontsmetten en daarna zeer goed uitspoelen. Het zijn eiereters, dus moeten we de bodembedekking en beplanting niet al te zuinig aanbrengen. Op de bodem leggen we keitjes, goed beplanten met waterpest en Cabomba (vederkruid) over de ganse oppervlakte van de bodem. Het water bestaat uit half leiding- en half regenwater gefilterd over glaswol. Maar volgens mijn ervaring komt de maat van de kweekbak en de samenstelling van het water er niet zo zeer op aan. Mijn laatste kweek met deze visjes was in I965 en is gelukt zonder regenwater! Voor het zetten van de vis neem je het mannetje, dat in het gezelschapsaquarium steeds in de nabijheid van het uitgezochte wijfje vertoeft. Het water voeren we langzaam op tot een temperatuur van 26 – 27°C.

De eiafzetting verloopt als volgt : het vrouwtje jaagt achter het mannetje, doch na enkele uren worden de rollen omgekeerd. Het mannetje probeert nu; het vrouwtje tussen de dichte beplanting te krijgen, wat hem dan ook lukt. Zij aan zij en trillend en stotend worden de eitjes afgezet. Telkens een 15 tot 25 die kleefvast zijn en aan de beplanting blijven kleven of op de bodem neervallen.

Zodra er kenmerken zijn dat het vrouwtje niets meer van het mannetje moet hebben moet het ouderpaar onmiddellijk verwijderd worden. Doe je dit niet, dan zullen de ouders hun eigen kroost in wording , met name de eitjes, maar al te graag oppeuzelen. De bak dienen we af te schermen tegen al te fel licht. Dat kunnen we doen met een krant.

Het aanzetten van de doorluchting is niet strikt noodzakelijk. Na drie dagen hangen de jonge larven aan de ruiten, de dag daarop zijn ze niet meer te tellen. Mijn grootste kweek was 129 jongen. Wat de eitjes betreft waren er natuurlijk veel meer, maar er gaan er steeds een deel verloren. Ik wil beginners aanraden niet te gauw ontmoedigd te zijn wanneer je de eerste dagen geen jongen ziet . Het uitkomen van de jongen. hangt grotendeels van de temperatuur af. Hoe kouder hoe langer het duurt vooraleer de eitjes uitkomen.

Het grootbrengen van de jongen :

Het eten moet steeds in voldoende mate aanwezig zijn in de vorm van infusie. Deze infusie verkrijgt men door gedroogde sla, banaan of spinazie in het water te doen. Deze werkwijze geeft veel en kleine infusie. Er werd zelfs vertelt dat de beste infusie van koolrapen komt. Dat getob met stinkende infusiepotten is absoluut niet nodig. Het gedroogde goedje gooi je rechtstreeks in de bak. De ervaring heeft uitgewezen dat dit geen moeilijkheden met zich meebrengt. Ten andere in de handel zijn infusie-preparaten te verkrijgen.

Na veertien dagen wordt het water voor de helft ververst en nadien om de acht dagen. Dit bevordert de groei van de jongen. Infusie pas je acht dagen toe, daarna een begin maken met stofvoer, jongbroedvoer, microaaltjes en pekelkreeftjes of Artemia salina. Zonder echter het infusievoeder volledig stop te zetten. Let er vooral op dat de buikjes van de jonge visies rond staan.

De volgende stap inzake voedering zijn gezeefde Daphnia en gehakte muggenlarven. Al naar gelang de groei geef je groter voedsel, waarbij men verstopping tengevolge van het toedienen van droogvoeder in acht moet. Wanneer de grootte het toelaat wordt het ganse kweeksel overgeplaatst in een groter aquarium of uitzwemmer genaamd, zo bekomt men stevige en tevens gezonde vissen.Een kleine opmerking: mocht je soms een paartje bezitten dat niet tot paren wil overgaan trots alle goede zorgen, dan moet men als volgt te werk gaan : zet de visjes op een lage temperatuur van 18°C gedurende 2 dagen. Breng dan de temperatuur geleidelijk omhoog en voeg aan het water een lepel zout toe. Het is wel een paardenmiddel, maar het vergroot alleszins de kans op slagen. Nu is het proberen aan u. Ik wens alle visliefhebbers véél geluk. Het is het proberen waard!!!

’n Ouwe Panchax.

Danio rerio