Verken de fascinerende wereld van het kweken van Colisa Chuna en Colisa Lalia met Hubert Martens.
We zijn allen bekend met de majestueuze Colisa lalia, een prachtig gekleurde vis gekenmerkt door zijn opvallende verticale strepen in helder rood en blauw. De specifieke variant van deze soort die we hier beschrijven, wordt aangeduid als de Colisa lalia-zonsondergang – een passende naam voor een vis wiens kleurpatroon doet denken aan een prachtige, gloeiende zonsondergang. Deze unieke exemplaren werden met grote zorg gekweekt in het verre Singapore, waar ze vanwege een mutatie hun bijzondere kleurenpalet ontwikkelden. Ze werden oorspronkelijk verkocht onder de naam ‘Coliosa gukengi’, en soms ook wel als ‘Colisa chuna’. Maar dergelijke naamsveranderingen kunnen verwarring veroorzaken, vandaar de noodzaak voor deze rechtzetting. Nu, laten we verder gaan met een bespreking van mijn persoonlijke kweekervaring en een beschrijving van hoe deze vissen eruit zien. Er is een bijzonder opvallend verschil tussen de mannetjes en de vrouwtjes van deze soort. De mannetjes zijn onmiskenbaar prachtig, met een diep rode kleur die zich uitstrekt vanaf de kieuwen tot aan de staart. Vanaf de keel tot in de aarsvin loopt een diepe blauwe band, die bij de uiterste vinstralen wordt afgewisseld met een hint van rood. Dezelfde kleuren zijn terug te vinden in de rugvin, waar de eerste vinstralen uitmonden in een blauwe band die geleidelijk opgaat in de rode kleur van het lichaam. Werkelijk, ze zijn wonderschoon. De vrouwtjes daarentegen, zijn minder opvallend van kleur. Ze hebben een grijzig bruine kleur met slechts een flauwe schijn van rood aan de aars- en rugvin. Over naar het kweekproces. In het begin was de kweekbak volledig beplant en voorzien van bodemgrond – een fout die ik niet opnieuw zal begaan. Het was bijzonder moeilijk om te reinigen. Na het verwijderen van alles werd het verschil in grootte tussen de visjes ongelooflijk duidelijk. Nu, na bijna drie maanden, blijft het verschil in grootte aanhouden, met de grootste vis ongeveer 4 cm en de kleinste 2,5 cm, met ook nog gradaties daartussen. Ondanks de uitdagingen hebben we toch nog 15 exemplaren over, waarvan er maar twee, misschien mannetjes, de rode kleur vertonen. Het blijft afwachten wat we uiteindelijk over zullen houden voor onze tentoonstelling.
Kweekverslag – Colisa chuna
Voorgeschiedenis :
- * Begin oktober : 2 koppels gekocht
- * Bijgezet in een gezelschapsbak waarin een aantal vissen zitten voor een komende tentoonstelling.
- * Minors, Neons, kegelvlekjes, zwartbandzalmpjes, corydoras + een aantal planten.
- * Zo moet ik tegen de tentoonstelling niet steeds mijn grote gezelschapsbakken gaan plunderen.
- * Na een 3 tal dagen, hadden de mannetjes elk een schuimnest gebouwd.
- * Geen sprake van afleggen, de vrouwtjes werden steeds gestoord door de medebewoners.
Kweekverslag :
20.10
Een koppel apart gezet in een aquarium van 60X30 cm met +/- 28cm waterhoogte, temperatuur +/-26°C
21 t/m 31.10
De gebruikelijke gedraging van de labyrintvissen : schuimnest bouwen – kwaadaardig jagen van de man achter het vrouwtje. Gelukkig stonden er redelijk wat planten in de bak en had ik in een hoek een grote steen gezet waarachter het vrouwtje zich kon verstoppen.
Toch was het bijterig jagen bij deze soort heel wat minder hevig dan bij de “Cosby goerami” die al 2 maal zijn vrouwtje heeft doodgebeten.
Er is voldoende drijfgroen aanwezig als bouwmateriaal voor zijn schuimnest .( eendekroos – watervorkjes, Braziliaanse klimop …) Nest is redelijk groot, doorsnede ca.6 cm met ca.2cm hoogte.
01.11
De start is gegeven. Voor een mij onbekende reden zijn ze pas tegen de avond gaan afleggen.
Het jagen krijgt nu een wat vriendelijk karakter. Het is nu zelfs het vrouwtje dat het initiatief neemt.
Man blijft bestendig onder het nest. Het vrouwtje komt nu uit eigen beweging mee onder het nest en maant, met duwtjes in zijn buikpartij, de man aan tot paren. Eens samen onder het nest omstrengelt hij het vrouwtje en dwingt ze met de buik naar boven de eitjes te lossen. Deze omstrengeling kan wel enkele seconden duren, soms kort soms wat langer. Telkens gaat het vrouwtje weg van het nest, komt dan met redelijke snelheid terug en de paring herhaalt zich.
Het aantal keren en naar de hoeveelheid eitjes moet ik gissen.Toch een wonderlijk schouwspel.
Rond 22 uur, licht uit en ze kunnen gaan slapen.
02.11
‘s Morgens, vol verwachting. Zou het gelukt zijn ? Schuimnest is volledig weg.
Met een loupe 8X de ruiten afgescand. Er zwemmen een 3 tal visjes juist onder het wateroppervlak.
Tijd om het vrouwtje uit te scheppen, dat ging redelijk gemakkelijk. Man blijft bij het nest of toch in de buurt van waar het nest ooit geweest is.
03.11
Met de loupe toch een 10 tal visjes geteld, ze zijn zeer klein en het is zoeken. Man uitgeschept.
Voor de eerste keer Liquifry ( = infusie) gegeven. Slechts enkele (=3) druppels tussen het drijfgroen gespoten. Zo blijft het in de bovenste waterlaag, waar de visjes zich bevinden, en zakt het niet direct naar de bodem.
04.t/m 07.11
3 X daags 5à10 druppels Liquifry en op zoek naar het aantal visjes. Soms tel ik er maar 3 en begint de twijfel over een goed verkoop. De volgende “telling” kom ik weer op 8 en is er weer hoop !
Als er een visje vlak tegen de voorruit hangt is dat goed te observeren met de loupe 8X.
Ze blijven soms minuten lang, onbeweeglijk, op dezelfde plaats hangen. Dan, plots springen ze weg en…”een hap voor Liesje “ ze nemen voedsel op. Een goed teken !
08.11
Dagelijks blijven voederen. Visjes zijn nu een 8 tal dagen oud.Om het juiste aantal te kennen zal het wachten zijn tot er Artemia kan gevoederd worden. Ze zijn dan beter herkenbaar aan de dikke roze buikjes. Het is bemoedigend dat er meer en meer visjes zichtbaar worden. Toch al 15 geteld !
Indien ze nu nog binnen een +/- 5 tal weken de overgang naar het labyrintorgaan goed doorkomen kunnen we tevreden zijn.
Nawoord :
– Bij een geslaagde kweek met eierleggers is de eerste vraag : “Hoeveel zouden het er wel zijn ?
– Het antwoord hierop is meestal een gok. In verband met het toedienen van het voedsel is het toch gewenst om enig inzicht te hebben. het is niet gemakkelijk om tijdens de paring bij elke “stoot” het aantal afgelegde eitjes te tellen. Bij de eerste vaststelling van levend jongbroed kan dit wel een aanwijzing zijn.
– Indien men de voorruit afstand met een loupe 8X vergroting ziet men de pas uitgekomen larfjes tegen de ruiten hangen. Twee “zwarte oogjes met een staartje “ .
Indien men op verschillende tijdstippen er steeds een 10 tal worden gevonden, mag men aannemen dat dit aantal met 5 à 10 mag vermenigvuldigd worden.
Wel hoe kom ik op deze berekening ?
Ik heb een aantal kweekresultaten van “de jaren stillekes” gaan opzoeken :
Soort | Afgelegd | Eerste leven | Aantal bij 1st. vaststelling | Eindresultaat |
Barbus schuberti | 20.07 | 24.07 | 15 | 76 |
Barbus sumatranus | 03.10 | 08.10 | 10 | 47 |
Barbus «» albino | 05.02 | 06.02 | 5 | 40 |
Zwarte tetra | 19.06 | 21.06 | 10 | 130 |
Barbus odesa | 30.12 | 03.01 | 4 | 22 |
Ocelifer | 16.07 | 18.07 | 3 | 130 |
Tanichthys | 24.03 | 26.03 | 10 | 40 |
Hiermede heb ik enkel willen aantonen, dat er niettegenstaande er in het begin weinig visjes gezien werden, het eindresultaat toch bevredigend kan zijn en er voor voldoende voedsel moet gezorgd worden.
Het eindresultaat van dit kweekje wordt later verteld.
H.M.
Deze tekst is auteursrechtelijk beschermd en eigendom van de auteur, Hubert Martens. Gebruik, distributie of reproductie zonder toestemming van de auteur en het bestuur van A.H.V Rosaceus is niet toegestaan.