BBAT diareeks Vechten tegen de crisis.

Deze diareeks dateert uit de periode na de eerste energiecrisis en handelt over de kostprijs van het aquariumhouden. Stap voor stap gaat het hier over de

  1. Basisinvesteringen, het aquarium, de lichtkap, de pompen. De kosten zijn over een langere periode af te schrijven.
  2. Investeringen op halflange termijn (als alles goed gaat). De aankoop van vissen en planten.
  3. Vaste terugkerende kosten. Dit zijn energiekosten onder de vorm van voeding en onder de vorm van licht en warmte.

Op het vlak van de basisinvesteringen breekt de samensteller van deze reeks een lans voor zelfbouw, met de raad en de hulp van enkele ervaren aquarianen-clubgenoten kom je een heel eind. Maar ook het uitpluizen van de Koopjeskrant kan helpen als de eisen en afmetingen niet te cruciaal zijn. Besparen op de kwaliteit van pompen en filters kan echter problematisch zijn gezien het belang van een goede waterkwaliteit voor planten en vissen en gezien het belang van de energiekost.

Zo is de investering in een elektronische ballast een goede investering die door een verlaagd verbruik en verminderde lampslijtage zichzelf op minder dan twee jaar terugverdient (weliswaar in 2 x 58 Watt versie, voor andere lampen duurt dit een jaartje langer). Zo ook is de investering in een goede lichtkleur (840, 830, 940, 930, en dergelijke) die meer dan 6 maanden meegaat een waardevolle investering.

De investering in visjes en planten hangt sterk af van de smaak van de liefhebber. Toch is het aan te bevelen informatie in te winnen naar liefhebbers-kwekers van de soorten die je op het oog hebt. Niet alleen om een financieel voordeel te krijgen, maar ook om gezonde vissen, aangepast aan de lokale waterkwaliteit te bekomen en bovendien alle nodige informatie te ontvangen over optimale verzorging van de vissen. Ook zijn planten die enkele generaties op ons Antwerps leidingwater groeien, meer geneigd om het hier te ‘doen’ dan soorten uit Thailand die in regenwatervijvers gekweekt werden of uit de rivieren geoogst zijn. Hoeveel van de jaarlijks aangekochte plantjes overleven de eerste maanden na de tentoonstelling? Navragen dus bij clubgenoten en op ruilbeurzen.

Ook kan een deel van de uitgaven ’terugverdiend worden’, een handelaar zal een gezonde nakweek allicht willen ruilen voor een hoeveelheid voedsel of een aankoopbon. Ook op een ruilbeurs kan je wel wat diertjes en planten kwijtgeraken, de ervaring leert echter dat je nogal eens met meer (maar ander) materiaal naar huis gaat dan waarmee je gekomen bent.

Het is evident dat je met het scheppen van levend voer een flinke besparing op het budget kan bekomen, zonder enige toegeving op het vlak van de verzorging van de vissen – integendeel zou ik zeggen.

En zo komen we op het cruciale thema, waar de voordracht mee begon: de vaste kosten. De prijzen van water en van elektriciteit gingen na de eerste energiecrisis flink de hoogte in en heden met de privatisering van de energiemarkt en de onzekerheden in verband met de toestand van de energiereserves zou er wel eens een nieuwe stijging kunnen inzitten. Dus hoe minder energieverbruik hoe beter. De verwarming is een belangrijke energiekost. Voor grote aquaria is een verwarming op basis van de centrale verwarming mogelijk, er moeten wel voldoende regelmogelijkheden voorzien worden. Ook is de verwarming van het viskot of viskelder met gasradiator, C.V. of accumulatiekachel voordeliger dan de regeling en verwarming in elk aquarium afzonderlijk.

In de diareeks vinden we echter de berekening van energieverliezen in het aquarium. De formule zelf heb ik niet genoteerd, maar we onthouden dat deze verliezen functie zijn van de buitenoppervlakte van het aquarium (dus de grootte) en van het temperatuursverschil met de omgeving. Deze twee parameters zijn moeilijk te veranderen. Een derde factor is de geleidbaarheid van het materiaal. Door isolatie van de zijkanten en onderzijde is tot 65% van de energieverliezen te vermijden. Om evidente redenen is het niet opportuun om de voorruit mee te isoleren. Het maken van een aquarium uit betonplex heeft ook een positieve bijdrage op de energiebalans. Bruynseelplaten zijn nu eenmaal betere isolatoren dan glas, en bovendien zijn ze heel wat dikker.

Tot slot is er het licht. Zowel voor lampen als voor ballasten gelden temperatuursoptima. De omgeving van de T8 lamp dient idealiter 25 °C te zijn, maar loopt in een lichtkap al snel op tot 10 of 15 graden meer. (T5 lampen hebben een temperatuursoptimum rond 35 °C, waardoor ze theoretisch beter geschikt zijn voor gesloten lichtkappen, ware het niet dat de noodzakelijke HF elektronische ballasten zeer vochtgevoelig zijn)

Een koeling van ballasten m.b.v. een aquariumwater gekoelde plaatstructuur is een andere optie om ‘verloren’ warmte te recupereren, net zoals de montage onder de bodemplaat.

Zoals gezegd zal ook de lichtkleur belangrijk zijn voor het leven in het aquarium, en ook de levensduur van de lampen hangt ermee samen. Waar sommige ‘speciaallampen’ na 6000 u reeds 25 tot 35 % van hun lichtproductie inboeten, zullen de lampen van de ‘New generation 80’ reeks na 20.000 uur slechts 10% van hun lichtintensiteit ingeboet hebben, wat het mogelijk maakt hen tot de laatste snik te gebruiken. Met Grolux en company niet te riskeren, na een jaar branden die zonder licht te geven.

Ook een optimaal gebruik van het geproduceerde licht is van belang. Met de juiste reflectoren en met zuivere dekruiten kan de ingestraalde energie gemakkelijk met de helft stijgen. Wat wil zeggen dat er ofwel veel meer licht beschikbaar is voor de planten, of dat eenderde van de lampen mag uitgeschakeld worden.

Al bij al een diareeks waarvan we toch wat kunnen opsteken, in juni komen we trouwens terug op het thema lichtkappen en reflectoren.

Verslag van de vergadering van 26 april 2005