Het is een feit, maar met Betta splendens is volgens mij in onze vereniging bijna nooit, of moet ik schrijven nog nooit tentoongesteld.
Dat is spijtig, want zeg nu zelf het zijn toch mooie vissen en dan toch zeker de mannelijke exemplaren.
Nu weet ik wel dat je geen volwassen mannelijke Betta’s zomaar in één aquarium kunt zetten, dat is niet verantwoord. Een nestje jonge exemplaren dat gaat nog.? Een speciaal aquarium is beter gschikt, laat ons zeggen van een meter lengte, onderverdeeld in zes vakken; in elk vak enkele plantjes en in elk vak een mannelijk exemplaar.
Laat die dan maar tegen elkaar oppronken.
Dan krijgt men de prachtig gekleurde boven- en ondervin, alsook de mooie staartvin te bewonderen.
Met opengezette kieuwen imponeren ze tegen elkaar op, een enig gezicht !!!
Nu enige uitleg over de kweek van deze visjes.
Dit artikel is enkel toegankelijk voor leden. Meld je aan om het artikel te lezen.
Als algemene gegevens kan ik u mededelen dat de temperatuur 26 °C was in het bakje waarin de kweek lukte. Dat bakje was 40 x 25 x 20 cm gevuld met vers leidingwater en een waterstand van 15 cm.
Dit bakje werd aangeplant met Vallisneria, Ceraptopteris en Hygrophyllum, alhoewel dit niet noodzakelijk is.
Boven op het wateroppervlak werden enkele drijfplanten gelegd die veel nuttiger zijn voor deze soort kweek dan de voorgenoemde planten, omdat de visjes de drijfplanten meestal gebruiken om hun nest te bouwen
Bij het vallen van de avond werd er een koppeltje in het bakje gezet.
’s Anderdaags ’s morgens bemerkte ik reeds dat het mannetje reeds druk doende was om het vrouwtje te behagen.
Hij had de linkse achterhoek van het bakje uitgekozen om zijn nest, of beter zijn schuimnest, te maken waar hij naar ik kon vaststellen nog maar pas mee begonnen was.
Van tijd tot tijd staakte hij zijn drukke bezigheden om naar het vrouwtje toe te zwemmen en haar druk het hof te maken. Daarbij vertoonde hij een kleurenpracht die niet onder woorden te brengen is, tenzij men gebruik zou maken van superlatieven.
Niettegenstaande het mannetje met al zijn pracht en opengespreide vinnen rond het vrouwtje zwom, was zij er toch nog niet mee gediend en vluchtte zij dan ook weg in een hoekje.
Even joeg de man achter het vrouwtje maar keerde dan weer, naar het nest in opbouw, waar hij dan weer al zijn aandacht aan besteedde.
Rond de middag was het nest kant en klaar en begon hij verwoed het vrouwtje na te zwemmen en op te jagen en soms beet hij er lustig op los.
Het vrouwtje kreeg het erg te verduren, want de man beet heelder stukken uit haar vinnenstelsel. Zo erg zelfs dat het na verloop van een half uurtje geen vinnen meer te noemen waren.
Goedschiks of kwaadschiks zou men zeggen, eiafzetting zou er toch moeten van komen. De man hield niet af, geen ogenblik gunde hij haar rust.
De man zwom op haar toe, zette zijn vinnen rechtop, zijn kieuwdeksel op en draaide zo rond het vrouwtje, om dan plots naar het nest te keren.
Net of hij haar wou duidelijk maken naar het nest te komen.
Kwam het vrouwtje niet, dan maar terug bij het begin begonnen. Dat duurde zo een ganse tijd, tot zij zich eindelijk liet verleiden, ze volgde hem tot vlak onder het nest. De man bracht zijn lichaam in een, als het ware, U-stand. Dat beviel haar schijnbaar niet want zij vluchtte weer zo snel ze kon weg van het nest, direct gevolgd door de man die haar dan weer deftig toetakelde.
Na die afstraffing zwom de man weer terug naar het nest en verwonderlijk gedwee gevolgd door het vrouwtje.
Toen kon ik de eerste eiafzetting bijwonen.
De man zette zijn lichaam in de gekende U-stand, omstrengelde het vrouwtje en draaide haar volledig om. Zo bleven ze dan, een paar seconden slechts, hangen, waarna de man haar loste en meteen zag ik de eerste eitjes verschijnen, dwarrelend in het water.
Het vrouwtje zakte dan, als was ze gedood, naar de bodem.
Dit was echter maar schijn, want plotseling veerde ze weer op en begon dan tezamen met de man de eitjes die gevallen waren op te zoeken om ze dan uiteindelijk bij de andere in het nest te deponeren.
Eens deze taak volbracht kwamen ze weer tezamen onder het nest, waarna dan weer een tweede paring volgde.
Dit herhaalde zich keer op keer, ik was het reeds zo gewoon gaan vinden, hielden zij plotseling op en volgde er geen paring meer.
De afzetting had ongeveer een drie uren geduurd, men zou er werkelijk de tijd bij vergeten.
Het vrouwtje werd echter nu niet meer bij het nest geduld en moest steeds vluchten voor de aanvallen van manlief, die haar ongetwijfeld zou vermoord hebben moest zij haar bemoeizucht omtrent het nest verder uitbreiden.
Ik heb het vrouwtje aan die moordlustige echtgenoot ontnomen en haar in een ander bakje ondergebracht.
De man bleef, wat er ook gebeurde, direct onder het nest of minstens in de onmiddellijke omgeving ervan.
Hij voerde een angstvallige bewaking op het nest uit.
Van tijd tot tijd zag ik één of meerdere eitjes uit het nest vallen, door de bewegingen van de man zelf die, door het toewaaieren van zuurstofrijke waterlagen, het nestje wel enigszins in deining bracht.
Deze eitjes raakten echter geen bodem, want de man was er als de kippen bij om de gevallen eitjes op te happen en ze terug in het nest te deponeren.
De man bleef alsmaar druk in de weer, hetzij om de eitjes in het nest te houden, hetzij om het nest bij te werken.
’s Anderdaags zag ik reeds jonge visjes zwemmen.
De man had het nu drukker dan ooit te voren, vele jongen vielen uit het nest, maar de man was steeds paraat en spuwde de jongen weer terug in het nest.
Om infusie te verwekken werd er een stuk rauwe aardappel in het bakje gehangen.
De volgende dag zag ik dat de man het niet meer aankon, want het was een en al leven in en onder het nest.
Ik zag maar steeds de visjes overal heen wippen. De man trachtte ze nog in het nest te houden, maar gelukte er tenslotte niet meer in. Uit vrees dat de man teneinde raad zijn kroost zou gaan verslinden heb ik hem dan ook maar uit het bakje genomen.
De twee eerste weken werden de visjes gevoederd met infusie van aardappel, eierpoeder en medicinale gist, die ik om beurten afwisselde. Soms gaf ik ook wat bloed van uitgeperste tubifex of van muggenlarven. Daarna werd er gevoederd met artemia, micro-aaltjes en fijn droogvoeder, waarna ik overging tot gezeefde daphnia’s, cyclops en gehakte tubifex.
Ze groeiden snel op en na drie maanden kon ik ze voederen zoals mijn volwassen vissen.
’n Ouwe Panchax